images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

 

Belgisch-Koerdische gemeenschapsorganisatie NavBel veroordeelt het anti-Armeens vandalisme in Elsene.

In Elsene staat een monument ter nagedachtenis van de anderhalf miljoen slachtoffers van de genocide op de Armeniërs, gepleegd door het regime van de Jong Turken in 1915. Deze is beklad met haatdragende symbolen en verwijten. De symbolen wijzen zonder twijfel in de richting van de extreemrechtse, ultranationalistische en gewelddadige beweging van de Grijze Wolven.

De Koerdische gemeenschap van België, regelmatig zelf ook slachtoffer van haatmisdrijven uit dezelfde hoek, is solidair met de Armeense gemeenschap. Deze intimidatie mag de Armeniërs niet ontmoedigen. Ze hebben het historische gelijk aan hun kant, en moeten het verhaal van deze tragedie uit 1915 blijven herhalen totdat recht geschiedt voor de slachtoffers van de genocide en hun nabestaanden. Wij, Koerden, steunen hen hierin. Te beginnen door zelf kritisch te kijken naar ons eigen geschiedenis, het aandeel van de Koerden te erkennen en ervoor te zorgen dat dit nooit meer kan gebeuren. Koerdische stammenleiders die dienst deden in het Ottomaanse leger, hebben zich laten misbruiken. Misleid door het islamisme en omgekocht met de beloftes van oorlogsbuit, hebben zij hun Armeense buren aangevallen en weggejaagd. Niet beseffende dat dezelfde Jong Turkse officieren 10 jaar later hetzelfde zou doen met de Koerdische stammen. Nu, 100 jaar later, is er een sterke bevrijdende en emanciperende Koerdische beweging die lessen trekt uit deze geschiedenis en probeert een alternatieve samenleving op te bouwen.

De Armeense genocide is niet “over en uit”. Zelfs niet na meer dan 100 jaar. De plegers van deze misdaad zijn nooit berecht of terechtgewezen. Hun politieke erfgenamen maken nog steeds de macht uit in het huidige Turkije en de ontkenning blijft tot op de dag van vandaag voortduren. De Turkse lezing van de geschiedenis is er één van verbloemingen en regelrechte verdraaiingen. Sterker zelfs, diegenen die in Turkije gewag willen maken van deze misdaad en een kat een kat noemen, worden zelf berecht en veroordeeld. Dit toont aan dat de genocide niet gestopt is, maar met de tegenwoordige middelen en in de huidige tijdsgeest nog steeds voortduurt. De Armeense inwoners van Turkije blijven tweederangs burgers. Er zijn nog steeds restricties op hun recht op uitoefening van hun cultuur en geloof, en op hun politieke groepsrechten. De gestolen goederen, gebouwen en landerijen zijn nog niet teruggegeven. Kerken en monumenten verkommeren en mogen niet opgeknapt en gebruikt worden. Vernederende uitdrukkingen in de Turkse taal die verwijzen naar de ‘mindere’ status van de Armeniërs zijn nog gemeengoed. Deze worden niet in vraag gesteld, laat staan verbannen.

Diegenen die hier tegen in gaan en opkomen voor de rechten van de Armeniërs, worden door de Grijze Wolven en de islamisten geïntimideerd. Ze worden beschuldigd van verraad, en ze worden uitgescholden. Hrant Dink, een bekende, geliefde en zeer vreedzame Armeense schrijver en mensenrechtenpleiter in Turkije, werd in 2007 op straat doodgeschoten door nationalistische extremisten.

Vandaag is Garo Paylan kop van jut. Dat was ook te lezen op het bekladde monument in Elsene. Garo Paylan is een volksvertegenwoordiger van Armeense afkomst die zetelt in de fractie van de HDP, de multiculturele en pro-Koerdische partij. De HDP staat voor Democratische Partij der Volkeren. Hij blijft moedig pleiten voor de rechten van de Armeniërs. Hij wordt constant bedreigd, fysiek aangevallen, uitgescholden en berecht. De Turkse overheid kan hem niet beschermen, want de AKP en de MHP zijn net diegenen die deze aanvallen uitlokken en goedpraten.

De intimidatie van de andersdenkenden blijft helaas niet beperkt tot Turkije. Ook in Europa en België zijn er tal van voorbeelden. Fysieke belaging op straat, vandalisme en verklikking bij het consulaat zijn gangbare praktijken in de Turkse gemeenschappen. Niet alleen tegen Armeniërs, maar ook tegen de Koerden, Alevieten, linkse mensen en voorvechters van de democratie en de rechtstaat. Recent nog, op 24 april, werden herdenkingen georganiseerd voor de slachtoffers van de genocide. Dat deze vandalisme vlak erna gebeurt, toont aan dat het een haatmisdrijf is en racistisch is. Ook gewone Turken, die diep in hun hart aanvoelen dat dit alles niet ok is, durven zich niet uitspreken. Het gevolg is dat iedereen zich conformeert aan de Turkse staatsthesen. Er ontstaat het stereotiep beeld van “de Turk” die nationalistisch is, de staat en het leger adoreert, en vloekt op minderheden en andersdenkenden. Jongeren, zelfs van de 3de en 4de generatie, groeien op in dit klimaat en kunnen gemakkelijk grijpen naar geweld. Het is frustrerend om te zien dat de bredere Belgische samenleving en de politiek blind blijven voor zulke problemen tussen minderheidsgroepen onderling.

In Turkije en het Midden-Oosten zijn de grenzen tussen etnisch-culturele groepen nogal scherp. De muren tussen bevolkingsgroepen zijn hoog. Dit is een bron van vooroordelen en conflicten. Het sectair geweld is een kanker. Maar we zijn niet hopeloos. Het kan anders. Al deze onderdrukte groepen en minderheden zijn solidair met elkaar, en steunen elkaar door dik en dun. Dit gaan wij koppig blijven doen, als antwoord tegen diegenen die de mensen tegen elkaar willen opzetten en onderling willen laten vechten. We gaan niet in dezelfde val trappen van 100 jaar geleden. We gaan over de etnisch-culturele grenzen heen de hand naar elkaar uitreiken.

NavBel