images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

In een interview in de krant De Tijd over de tax shift vertelde de nieuwe Voka-topman Hans Maertens dat de ondernemers een eerste zucht van opluchting slaakten. ‘Het is een goede zaak dat de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid dalen van 33 naar 25 procent’, aldus Maertens. Maar het is niet omdat het over werkgeversbijdragen gaat, dat de Voka-topman zich zo mag uitdrukken. Ten eerste is een behoorlijk deel van die ‘werkgeversbijdrage’ eigenlijk brutoloon van de werknemers, ten tweede is een werkgeversbijdrage in totaal een uitgestelde wedde van de werknemer en ten derde krijgen vandaag de werkgevers al enorm veel loonkostverlagingen waarmee in de privésectoren weinig tot geen tewerkstelling werd geschapen.

De drie indexsprongen uit de jaren ’80

Wanneer de werkgeversbijdragen dalen, dan vergeten de werkgeversorganisaties te zeggen dat 7,48 procent van de 33% werkgeversbijdrage afkomstig is van de drie indexsprongen uit de jaren ’80. In 1984,1985 en 1986 werd telkens een indexverhoging van 2% overgeslagen op lonen en vervangingsinkomens. Het hiermee overeenstemmende bedrag werd van toen af opgenomen in de ‘werkgeversbijdrage’ en door de werkgever doorgestort aan de Rijksdienst Sociale Zekerheid als loonmatigingsbijdrage. Dit is dus een stuk brutoloon dat de werknemer door de indexsprongen van de jaren ’80, en dit tot nu, niet rechtstreeks heeft ontvangen.

Om je een idee te geven wat een indexsprong van 2% betekent,  nemen we het voorbeeld van de indexsprong die werd doorgevoerd door de huidige regering van MR, N-VA, CD&V en Open VLD. De blokkering van de indexering van lonen en sociale bijdragen die deze regering heeft goedgekeurd, kost een werknemer gemiddeld 907 euro per jaar. Aan een startende jongere met een loopbaan van 45 jaar, kost dat 40.815 euro. Dit gaat dus over één indexsprong. In de jaren ’80 heeft men dat drie keer gedaan. Het verschil van de drie indexsprongen van toen met de indexsprong van nu, is dat het hiermee overeenstemmende bedrag niet naar de sociale zekerheid gaat, maar volledig verdwijnt in de zakken van de werkgevers. In totaal gaat het over een bedrag van 2,6 miljard euro. 

De fictie werknemersbijdrage en werkgeversbijdrage

Bepaalde woorden of begrippen zijn niet altijd neutraal en hebben eerder het doel om het denken van mensen te bezetten met een ideologische of politieke opvatting. Werkgevers- en werknemersbijdragen zijn daar een goed voorbeeld van.

Eigenlijk bestaat er geen echte ‘werkgeversbijdrage’. Werkgevers- en werknemersbijdragen maken deel uit van de totale loonkost voor de werkgever. Onder het begrip totale loonkost moet worden verstaan: nettoloon + bedrijfsvoorheffing + werknemersbijdrage + werkgeversbijdrage. De eerste drie begrippen vormen samen het brutoloon. De ‘werkgeversbijdrage’ is een percentage boven op het brutoloon. Het deel van het globale loon dat de werkgever doorstort naar de sociale zekerheid is een uitgesteld loon van de werknemer, dat terecht komt in een sociale zekerheidskas. Bij ziekte, werkloosheid of bij pensionering wordt het vervangingsinkomen vanuit die sociale zekerheidskas betaald.

Door een onderscheid te maken tussen het begrip werkgeversbijdrage en werknemersbijdrage, geeft men de indruk dat de werkgever hier een extra inspanning levert. Wat natuurlijk niet waar is, want de werkgever rekent de totale loonkost bij de globale onkosten. Wat de werkgever doet, is de optelsom van werknemers- en werkgeversbijdrage doorstorten aan de sociale zekerheid. Ook de fiscus krijgt een deel. Zo stort de werkgever maandelijks een voorafbetaling op de belastingen die een werknemer op het einde van het jaar op zijn/haar brutoloon moet betalen. Dit wordt de bedrijfsvoorheffing genoemd. Wat dan overblijft is het netto loon.

Als werkgevers het hebben over de (te) hoge loonkost, dan hebben ze het vooral over het deel werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid waarop ze willen beknibbelen. Hun redenering is dat de werknemers daar toch niets van zullen voelen, want een vermindering van die werkgeversbijdrage wijzigt niets aan het brutoloon, en dus ook niet aan het netto loon dat de werknemer op zijn loonbrief ziet staan. De werkgeversbijdrage staat immers niet op de loonfiche, waardoor het lijkt alsof het geen deel uitmaakt van het loon. Een bijkomend bewijs dat werkgeversbijdragen wel een onderdeel zijn van het totale loon, kan je ook zien in de jaarrekeningen van ondernemingen. Daar zie je dat het brutoloon (nettoloon + bedrijfsvoorheffing + werknemersbijdrage) en de werkgeversbijdrage gebundeld zijn onder de noemer ‘personeelsbezoldigingen’.

Loonkostverlaging met weinig resultaat in de privésectoren

In 2014 kregen de ondernemingen 12,1 miljard euro subsidies. Dat is zo goed als evenveel dan het bedrag aan belastingen op de ondernemingswinsten: 12,4 miljard. De subsidies aan de bedrijven zijn dus even groot als de belastingen die bedrijven betalen. De loonkostsubsidies aan de werkgevers werden telkens gegeven onder het mom van de tewerkstelling. Maar in de privésectoren is daar tot nu toe weinig van te zien. Op 8 juli 2015 gaf eregouverneur Fons Verplaetse van de Nationale Bank, in een interview met het weekblad Knack, de cijfers. ‘Er zijn vandaag 179.000 jobs meer dan in 2007, maar dan moet je eens bekijken welke jobs dat zijn. In de industrie verdwenen 74.000 arbeidsplaatsen. In de marktdiensten, zoals handel, horeca en financiële instellingen, nam de werkgelegenheid toe met 16.000 banen. In de privésectoren verminderde de werkgelegenheid met 58.000 jobs. Die nieuwe banen zijn dus jobs die de overheid volledig of zwaar subsidieert: bij de overheid zelf, in het onderwijs, in de gezondheidszorg, en in de maatschappelijke dienstverlening. De dienstencheques alleen al zorgen voor 86.000 jobs, dat is de helft van het aantal nieuwe banen tussen 2007 en vandaag.’

Met andere woorden, de enorme som aan  loonkostverminderingen in de privésectoren hebben niet geleid tot meer tewerkstelling. Neen, in tegendeel: tot minder tewerkstelling! Het is nu de vraag wat de regering gaat doen met de bestaande loonkostverminderingen nu de werkgeversbijdrage daalt van 33 naar 25 procent.

We zijn klein omdat we steeds als werknemer blijven knielen.

Laat ons opstaan, want zonder werkvolk is er geen welvaart.

Guido Deckers (nationaal ACV-propagandist voor het thema rechtvaardige fiscaliteit) - 18 augustus 2015

Bronnen:

· De Tijd, 8/08/2015

· Studiedag FAN, 22/05/2015, Sociale Zekerheid: Een onschatbare overwinning van de arbeidersstrijd, Jozef Mampuys.

· ACV vakbeweging, nr.811, 25 oktober 2014

· De beginjaren van de sociale zekerheid in België 1944-1963, Guy Vanthemsche

· Helemaal Anders, Stephen Bouquin

· Knack, 08/07/2015