images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

Petra De Sutter is 1e de kandidaat op de lijst van Groen voor de Europese verkiezingen. Zij is lid van deze partij en momenteel senator en lid van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa voor Groen).

Hoe bent u tot uw huidig politiek engagement gekomen?
In 2014 waagde ik de stap naar de politiek, nadat ik door Groen gevraagd werd om de Europese lijst te vervoegen. Hoewel ik (net) niet verkozen werd vanop de tweede plaats, werd ik achteraf wel gecoöpteerd als senator. Vanuit die positie werd ik afgevaardigd naar de Raad van Europa, waar ik vijf jaar gestreden heb voor mensenrechten. Deze politieke strijd bevalt me enorm en ik heb energie te over om mijn bagage vanuit de Raad van Europa mee te nemen naar het Europees Parlement, om aldaar de strijd verder te zetten.

Wat moet er volgens u gebeuren inzake de volgende thema’s?

Europese instellingen
De posities die in het Europees Parlement worden gestemd, zijn vaak best vooruitstrevend. Ook de Commissie durft soms met een sterke Europese aanpak uitpakken. Het voorstel voor een verplicht spreidingsplan voor vluchtelingen en asielzoekers die arriveren in de perifere zuiderse lidstaten of het voorstel om één Europese belastingaangifte voor multinationale bedrijven in te voeren, vormen er voorbeelden van. Helaas stuiten dergelijke voorstellen nog al te vaak op een njet (veto) van bepaalde lidstaten in de Raad, omdat nationale/nationalistische regeringen niet in staat zijn om het algemeen belang voorop te stellen. Dit houdt vooruitgang vaak tegen. Alle beslissingen in de Raad zouden dus met gekwalificeerde meerderheid moeten gestemd worden, o.a. in sociale en fiscale zaken. Op die manier kan een koppige en kortzichtige minderheid een vooruitstrevende meerderheid die het algemeen belang voor ogen houdt, niet langer blokkeren.

Ook andere instellingen zouden volgens mij aan hervormingen onderhevig mogen zijn. Zo kan de transparantie en ethische code in de Commissie best worden aangescherpt. Er moet een einde gemaakt worden aan de draaideur-carrières van Europese commissarissen die eerst een politiek publiek mandaat en vervolgens – met hun adresboek en al hun interne informatie – een private hoge functie uitoefenen. Of nog, moeten de verschillende Europese economische actoren zoals de ECB, het ESM of de Eurogroep aan voldoende parlementaire controle onderworpen worden.

Budgettaire regels voor de lidstaten
Het Stabiliteit- en Groeipact dat vorm krijgt via het Europees Semester (d.i. de Europese ‘controle’-cyclus voor nationale begrotingen) legt helaas te eenzijdig de nadruk op het vermijden van begrotingstekorten (<3% BBP), schuldaccumulatie (<60% BBP) of het creëren van bubbels. Wanneer lidstaten echter enkel goede punten krijgen van de Commissie indien ze een cijfermatig keurig evenwicht kunnen voorleggen door te besparen, werkt Europa sociale én groene drama’s in de hand. Mens en milieu vergen namelijk investeringen.

Europa moet de komende 7 jaar in de eerste plaats focussen op het bestrijden van de klimaatverandering, op het verduurzamen van onze samenleving. Dat vergt horizontale groene investeringen: in energie, in onderzoek en innovatie, in mobiliteit, in regio’s en steden, in landbouw, … Dat zijn investeringen die renderen, die groene jobs creëren en die ons continent zelfs koploper zouden kunnen maken in groene economie en technologie. Voor dergelijke investeringen moet volgens mij dus een uitzondering kunnen worden voorzien.

Hoewel de Commissie in het verleden reeds stappen heeft ondernomen om bepaalde investeringen buiten de berekeningen te houden, en om sociale indicatoren in het Europees Semester op te nemen (d.i. invoeging Sociaal Scorebord met 14 indicatoren zoals jongerenwerkloosheid en at-risk-of-poverty-rate) en meer recentelijker ook om het Semester te ‘vergroenen’ (bijv. opname belang van investeringen in circulaire economie), blijft het Europees Semester in de eerste plaats een macro-economisch instrument dat bovenmatig is gericht op financieel-economische parameters.

Internationale Vrijhandels- en Investeringsverdragen
Groen pleit voor eerlijke handel die gereguleerd is op sociaal, ecologisch en ethisch vlak. Handel die zorgt voor werkgelegenheid, maar ook ecosystemen en mensenrechten respecteert. Handel die voorziet in een maximaal welzijn voor de mens, met een opwaartse harmonisatie van loon- en arbeidsvoorwaarden in plaats van een sociale race to the bottom. We streven naar handel met minimaal gebruik van energie en grondstoffen, in plaats van een economisch model aan te houden dat twee keer zoveel grondstoffen verbruikt als de planeet kan verstrekken. Als grootste – en gemiddeld meest welvarende – markt ter wereld heeft de EU ook effectief de macht om handel te onderhandelen, om de negatieve sociale en milieueffecten van handel te verkleinen.

De liberalisering van handel moet dus afhankelijk gesteld worden van de naleving en handhaving van duurzaamheidsbepalingen, zoals arbeidsvoorwaarden, gendergelijkheid, bescherming van mensenrechten en ecosystemen. Handelsverdragen mogen de inspanningen die hiertoe bijdragen niet ondermijnen. De EU moet zijn handelsbeleid geheel laten aansluiten op zijn klimaatdoelstellingen (o.a. Klimaatakkoord van Parijs en de Agenda 2030). Zo moet een mechanisme worden ingevoerd dat importprijzen opschroeft naar het niveau van de koolstofprijs van de EU om een gelijk speelveld te bewerkstelligen. Ook pleiten we voor een belasting op uitstoot van maritiem transport en luchtvaart, zodat emissieregulering (ETS) alomvattend wordt.

Democratische controle en publieke participatie bij de beoordeling van handelsverdragen is primordiaal. EU-handelsverdragen hebben in Europa immers veel invloed op sociale, economische en milieuontwikkelingen. Die controle en participatie mag niet beperkt blijven tot de consultatie van de industriële lobby of een veto-mogelijkheid van het Europees Parlement op het einde van de onderhandelingsrit. Tenslotte, spreekt het voor zich dat wij ons kanten tegen aparte tribunalen of exclusieve juridische constructies voorbehouden aan multinationale bedrijven en internationale investeerders.

Sociale dumping
De Europese Unie is in grote mate een economisch project. Bedrijven kunnen zo de grens oversteken in onze interne markt, we consumeren in de Eurozone met één en dezelfde munt en we sluiten tezamen handelsakkoorden af. Dat schept welvaart, maar een doorgedreven vrijemarktdenken voert ook de concurrentie tussen onze landen en volkeren op. Dat leidt op zijn beurt tot een 'race to the bottom' of een neerwaartse spiraal in sociale bescherming, waarbij iedereen goedkoper, langer en flexibeler moet werken en produceren om concurrentieel te blijven. Zo niet, worden goedkopere arbeidskrachten gezocht of worden bedrijven gedelokaliseerd. Op die manier hangt er in een vrije interne markt een constant zwaard van Damocles boven onze sociale verworvenheden.

Europa mag zich naar mijn mening dus niet beperken tot een economisch project met een gemeenschappelijke markt, munt en handelspolitiek. Naast een economisch-concurrentieel Europa van markt en munt, wil ik pleiten voor een sociaal-beschermend Europa van mens en milieu. De Europese Unie moet er immers in de eerste plaats zijn voor haar burgers, niet voor de grote bedrijven. Ik vind dat Europa ons niet in de eerste plaats met elkaar in competitie moet laten treden, ten koste van ons welzijn, maar ons welzijn net moet beschermen. Ik streef dan ook een opwaartse harmonisering van sociale normen na, om ons Europees sociaal model te beschermen in plaats van het af te breken. We moeten steeds voor ogen houden dat de economie ten dienste moet staan van de mensen en niet andersom. Wie zich enkel bekommert om ‘jobs, jobs, jobs’ en zich blindstaart op een boost van het BBP, houdt vaak geen rekening met de grenzen van de mensen en van de planeet. We moeten een sociale en ecologische race to the bottom voorkomen. De ecologische en sociale strijd gaan voor mij dus hand in hand.

Mensenrechten
Of het nu over vluchtelingen of LGBTI -minderheden gaat: mensenrechten zijn er voor iedereen. Vanuit een aangeboren rechtvaardigheidsgevoel, wil ik ervoor zorgen dat niemand zijn rechten worden geschonden. Mensenrechten, democratie en de rule of law maken deel uit van de zogenaamde Kopenhagen-criteria, de criteria waarvan kandidaat-lidstaten moeten voldoen om tot de EU te mogen toetreden. Dat heeft echter niet kunnen voorkomen dat leiders als Victor Orban aan de macht kwamen in Europa. Onder het mom van ons maatschappijmodel en onze normen en waarden te willen verdedigen, breken ze deze eigenlijk af. De Europese waarden komen zo alsmaar meer in het gedrang te staan door oprukkende xenofobie, antisemitisme en islamofobie.

Ik ondervind het aan de lijve in mijn werk voor de Raad van Europa. Dikwijls heb ik er politici terechtgewezen op hun onafhankelijkheid tegenover lobbyisten, de noodzaak van academische- en persvrijheid (bv. in Hongarije), de scheiding der machten (bv. Polen) en de rechten van activisten en NGO's. Het enige juiste antwoord op oprukkend extreem-rechts en nationalistisch populisme is immers humanistisch en inclusief. We hoeven het groeiend identiteitsdenken niet te negeren, maar we moeten er op een inclusieve manier invulling aan geven. De Europese identiteit mag nooit gebaseerd zijn op etniciteit of ras, wat in het verleden leidde tot burgeroorlogen, genocides en deportaties. Een Europese identiteit moet daarentegen gebaseerd zijn op gedeelde waarden zoals de Kopenhagen-criteria ze omschrijven. Respect voor de mensenrechten vormen daar een onontbeerlijk onderdeel van.

We moeten íedereen beschermen en onze fundamentele waarden verdedigen als we Europa opnieuw betekenis willen geven. Zo vind ik het bijvoorbeeld noodzakelijk dat de EU de Europese Verklaring van de Rechten van Mens als Unie ondertekent, om de banden tussen de Raad van Europa en de EU te versterken en om het Europese engagement inzake mensenrechten formeel te bevestigen.

Financiële instellingen
De financieel-economische crisis van 2008-2009 heeft diepe wonden geslagen in onze Europese samenlevingen. Toen de banken wankelden, sprongen onze overheden – en dus de belastingbetaler – in de bres, wat op zijn beurt heeft geleid tot een Europese schuldencrisis en Euro-crisis. Hoewel er goede redenen waren voor het redden van de banken (o.a. het waarborgen van privaat spaargeld), wil dat niet zeggen dat we ons geen vragen mogen stellen bij de oorzaken of afwikkeling van de bancaire problemen.

Volgens ons moeten ook de banken een faire bijdrage leveren aan de staatskas die mede door henzelf onder druk kwam te staan. We pleiten ervoor broodnodige inkomsten op te halen bij de tot nog toe onderbelaste financiële sector. In de nasleep van de crisis hebben de Groenen in het Europees Parlement lang gepleit voor een financiële transactietaks (FTT) die daarenboven ook risicovolle financiële speculaties kan beteugelen. Daarnaast zijn wij steeds verdediger geweest van het optrekken van de verplichte kapitaalbuffers (met betrekking tot het hoge risico-segment) en in geval van bancaire problemen het verplicht waarborgen van spaartegoeden en het prioritaire principe van een ‘bail-in’ (i.p.v. bail-out).

Fiscaliteit
In een poging om multinationale bedrijven aan te trekken, bieden Europese regeringen zeer voordelige belastingtarieven aan. Op die manier worden de lidstaten tegen elkaar uitgespeeld en ontstaat er een race to the bottom in de werkelijke tarieven die multinationals nog maar moeten betalen. De lidstaten snijden zo in eigen vel. Waar de vennootschapsbelasting in ons land zo’n 34% bedraagt, betalen multinationals gemiddeld slechts 14% effectief. Vergeleken met het aandeel dat KMO’s en de particuliere bevolking afstaan, is er sprake van een fundamenteel oneerlijk speelveld tussen de kleinen en de groten. Dit ondermijnt onze democratie. Bovendien zijn grote bedrijven heer en meester in het optimaal verdelen en verstoppen van hun winsten in verschillende lidstaten en belastingparadijzen.

Europa dient haar schaal te gebruiken om continentale en wereldwijde afspraken af te dwingen die de kapitaalvlucht naar belastingparadijzen stoppen en bedrijven dwingen om belasting te betalen daar waar de winst gegenereerd wordt. Een bedrijf dat hier van onze lusten gebruik maakt (wegeninfrastructuur, geschoold personeel, …), dient ook hier zijn aandeel in de lasten te betalen. Inkomsten die uiterst nuttig kunnen worden ingezet voor het financieren van de transitie naar een ecologisch-economisch model. Belastingontduiking en –ontwijking kan in eerste instantie vermeden worden door grote bedrijven te verplichten om voor al hun Europees gegenereerde winsten één belastingaangifte te doen.

Een stap verder, kunnen we ook de neerwaartse spiraal aan steeds lagere belastingtarieven om bedrijven aan te trekken, beëindigen. Dit doen we door naar één gemeenschappelijk tarief van vennootschapsbelasting te evolueren. De strijd tegen belastingontduiking en –ontwijking vereist dus samenwerking (op zijn minst) op Europees niveau. Momenteel geldt er een unanimiteitsregel voor dergelijke samenwerking binnen de Raad van Ministers, die vooruitgang tegenhoudt. Deze unanimiteitsvereiste dient afgeschaft te worden volgens mij en mijn partij. Een gezamenlijke strijd tegen belastingontduiking en –ontwijking vereist overigens niet enkel een aanpak vis-à-vis de grote bedrijven, maar ook vis-à-vis de faciliterende landen. Europa moet daarvoor een volledige, eerlijke en harde ‘zwarte lijst’ van belastingparadijzen opstellen.

Syndicale rechten
Zowel met Groen als met de Europese Groenen kunnen wij alle eisen van de Europese vakbondenkoepel (EVV) – waarvan de Belgische vakbondenkoepel deel uitmaakt – n.a.v. de Europese Verkiezingen van 26 mei 2019 onderschrijven. Zo ben ik niet alleen voorstander van een écht en afdwingbaar recht op informatie en consultatie voor vakbonden binnen de (Europese) ondernemingsraad, maar willen we vakbonden ook inspraak geven in strategische organen van grote (multinationale) bedrijven. Zowel Groen als de Europese Groenen stellen namelijk voor om werknemersvertegenwoordigers een zetel in de raad van bestuur te geven. In de feiten blijkt namelijk dat bedrijven waar medezeggenschap bestaat meer inzetten op extra jobs, eerder dan het belonen van aandeelhouders. Vakbonden zijn ook sneller op de hoogte van strategische beslissingen, en hebben meer ruimte om alternatieven voor te bereiden voor aankomende herstructureringen.

Ik pleit voor een échte Sociale Unie, zonder sociale dumping en mét sterke sociale rechten. Om te voorkomen dat we slechts een sociaal 'schaamlapje' naast de harde economische realiteit plaatsen, moeten we onze sociale en syndicale rechten dus in harde wetgeving gieten. Ze moeten even ‘hard’ en ‘diep’ verankerd zijn als de economische wetten en wetmatigheden die ons met elkaar in competitie doen treden en kunnen leiden tot sociale dumping. Tenslotte ben ik er ook grote voorstander van dat de EU, naast het mensenrechtenverdrag, ook het Sociaal Charter mee ondertekent. Het Sociaal Charter is immers de basis voor Europese solidariteit. Zoals Robert Schuman op 9 mei 1950 al zei, zal Europa pas een succes zijn wanneer we maatregelen nemen die de solidariteit vergroten: «L'Europe ne se fera pas d'un coup, ni dans une construction d'ensemble: elle se fera par des réalisations concrètes créant d'abord une solidarité de fait.».

Privatisering van openbare diensten
Ik kan me achter een breed publiek beheerd dienstenpallet scharen. Groen stelt duidelijk dat de overheid en economie niet voor zichzelf mogen bestaan, maar ten dienste van mensen staan. Wie nood heeft aan hulp, moet gepaste en betaalbare zorg op het juiste moment kunnen krijgen. Wie kinderen heeft, moet kunnen vertrouwen op kwaliteitsvolle opvang en onderwijs. En wie de ouderdom voelt wegen, heeft recht op een omgeving om waardig te leven. Als arts zie ik de gevaren in van het uitbesteden van niet-lucratieve taken (zoals binnen de zorgsector) aan sectoren met een winstoogmerk.

De kwaliteit van de dienstverlening moet ten alle tijden primeren en is dus eigenlijk ook belangrijker dan het gegeven dat hij privé of publiek wordt uitgebaat. Onderzoek toont aan dat publieke diensten niet per se altijd slechte kwaliteit leveren en privé-diensten niet per se altijd goede. Hoewel we als Belgen (terecht) durven klagen over de publieke uitbating van onze spoorwegmaatschappij, toonde een privatisering van de spoorwegen in het Verenigd Koninkrijk aan dan dit helaas niet altijd soelaas biedt.

Bovendien zullen binnen het takenpakket van de openbare diensten zoals het openbaar vervoer steeds niet-lucratieve taken aanwezig zijn zoals het garanderen van toegankelijkheid voor gehandicapten en bereikbaarheid van achtergestelde gebieden. De privé-sector komt niet steeds tegemoet aan noden die bestaan onder de bevolking (consumenten), wanneer deze noden hun concurrentiepositie nadelig beïnvloeden. Het uitwerken van één geïntegreerd ticketsysteem in geval van ontstane concurrentie op hetzelfde net, vormt daarvan een voorbeeld.

Leefmilieu (klimaat, energie, mobiliteit ...)
Sinds de industriële revolutie zo’n 140 jaar geleden, is onze welvaart er massaal op vooruit gegaan. De keerzijde van de medaille is dat we er maar op los stoken en onszelf stilaan aan het vergiftigen zijn. De planeet hoest en kucht van de verstikkende en stinkende dampen. Het neveneffect dáárvan is dan weer dat de planeet opwarmt. En als we niet opletten, en dus geen drastische en snelle maatregelen nemen, krijgen we - in een business as usual scenario - een opwarming tot 3,5°C tegen 2100, met vooralsnog onvoorspelbare gevolgen van dien. Internationaal gerenommeerde klimaatwetenschappers sturen aan op een beperking tot 2°C, wat doortastende maatregelen vergt in diverse sectoren.

Om daar te geraken moet de globale uitstoot van broeikasgassen met veel meer zakken dan de 55% die het Europees Parlement vraagt of de 40% waar de lidstaten binnen de Raad van Ministers op aansturen (t.a.v. referentiejaar 1990). We moeten veel sneller omschakelen op hernieuwbare energiebronnen, investeringen in fossiele brandstoffen afbouwen, ons anders gaan verplaatsen, anders eten, huizen isoleren, veel meer bossen aanplanten in plaats van te ontbossen etc. Het centrale uitgangspunt moet steeds zijn dat de omschakeling sociaal rechtvaardig is, zodat iedereen mee kan en dat de zwaarste vervuilers de eerste kosten dragen. Zo moet een vliegtaks bijvoorbeeld hand-in-hand gaan met geconnecteerde en goedkopere internationale (nacht)treinen.

De visie van Groen is vooruitstrevend, de standpunten ambitieus, en ik ben er 100% van overtuigd dat dit de enige weg vooruit is die geen beslag legt op onze toekomst, vooral die van onze kinderen en kleinkinderen. Klimaat moet dus dé prioriteit zijn voor Europa en daarom strijd ik voor een ambitieus Europees klimaat- en energiebeleid. Een dergelijke beleid hoeft gelukkig helemaal geen kommer en kwel te zijn; een koolstofarme economie kan zorgen voor meer jobs, een betere gezondheid, zuivere lucht, vlotter verkeer... Het houdt wel in dat we meteen ophouden met belastinggeld te verspillen aan subsidies voor vervuilende industrieën. Mensen die hierdoor hun job verliezen, worden via het Transitiefonds richting nieuwe, groene jobs begeleid.

Asiel en migratie
De Europese vluchtelingencrisis waarvan sinds 2013 sprake was, deed en doet sommige – in combinatie met internationaal terrorisme – pleiten voor het sluiten van onze grenzen. Wat de Europese grenzen betreft, zijn er zowel binnen- als buitengrenzen. De Zuiderse buitengrenzen die zich bevinden aan de Middellandse Zee werden en worden inderdaad geconfronteerd met een toestroom aan vluchtelingen, maar ze zijn alles behalve ‘open’. Toch mag de bewaking van die grenzen aangescherpt worden. We moeten de buitengrenzen in de eerste plaats gezamenlijk beter bewaken en beheren, zodat de grensstaten niet aan hun lot worden overgelaten. Maar – wat mij betreft – niet met prikkeldraad of muren.
We moeten in de eerste plaats de levensgevaarlijke vlucht die vluchtelingen ondergaan, voorkomen. Dat kan door het voeren van een integraal, holistisch en consequent buitenlands beleid en door een asiel- en migratiebeleid dat gebruik maakt van visum-beleid, humanitaire corridors en hervestiging. Mensen die toch vertrekken naar Europa, moeten zich via aanmeldcentra op Europees grondgebied kunnen registreren, aan de grenzen van Europa. Vervolgens vormt een verplicht spreidingsplan een absolute noodzaak. Het had veel van de voorbije problematieken kunnen voorkomen.

Naast de buitengrenzen, zijn er ook de Europese binnengrenzen, die wel open zijn. Voor mij mag ‘Schengen’ – het vrij verkeer tussen de Europese lidstaten – nooit ter discussie staan, het vormt immers één van de grote verdiensten van het Europese project. De Schengenzone betekent reizen zonder je paspoort boven te halen, met de TGV, de Flix-bus, de auto of zelfs te voet. Een verdienste die we willen behouden of zelfs uitbreiden (denk aan de afschaffing van digitale grenzen) en dus ook moeten verdedigen. Want zij die onder invloed van de vluchtelingencrisis of terroristische aanslagen staan te roepen dat onze rechten en vrijheden - ons maatschappijmodel - bedreigd worden, zijn vaak ook de eerste om die rechten en vrijheden (zoals het vrij verkeer langsheen de binnengrenzen) zelf in te perken, onder het mom van ze te willen verdedigen. Dat is een logica die er voor mij geen is. Wij moeten zowel de veiligheid als ook de vrijheid van onze burgers garanderen. Die vrijheid vormt immers een essentieel onderdeel van ons maatschappijmodel. Net als het gemeenschappelijk beheer van de buitengrenzen, moet ook intern de veiligheid gegarandeerd worden door meer Europese samenwerking op vlak van binnenlands beleid, politionele diensten en justitie.

Armoedebestrijding
De Europese Unie heeft voor al haar lidstaten acht doelstellingen geformuleerd op vijf verschillende domeinen, o.a. inzake armoedebestrijding. De doelstellingen moeten tegen 2020 behaald worden en worden dus de EU2020-doelstellingen genoemd. Zo moet België tegen die datum ten minste 380.000 mensen uit de (dreigende) armoede of sociale uitsluiting halen. Die doelstelling is nog niet en zal naar alle waarschijnlijk ook niet meer gehaald worden. En dat geldt voor meer dan de helft van de lidstaten. Dat kan en moet beter.

De Europese Unie legt ook zogenaamde ‘structurele hervormingen’ op aan haar lidstaten. Dat gebeurt in het kader van het Europees Semester, dat de begrotingstekorten en schuldaccumulatie van de lidstaten monitort. De opgelegde hervormingen leiden vaak tot afbraak van het bestaande sociaal vangnet en dus tot toename van de armoede. De Commissie heeft dus naast de monitoring van macro-economische parameters zoals begrotingstekorten, ook een sociaal scorebord in het Europees Semester ingevoerd. Ook hier wordt het aantal mensen dat in armoede of sociale uitsluiting dreigt te vervallen gemonitord. Helaas bestaan er geen corrigerende of sanctionerende acties voor landen waar de armoede blijvend stijgt, zoals dat bestaat voor landen waar de begrotingstekorten en schuldaccumulatie structureel aanhouden.

Dit is een onevenwicht dat rechtgetrokken moet worden. De strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en de bescherming van ons sociaal vangnet moet even ‘hard’ verankerd zijn in de Europese wetten en instrumenten als de financiële en economische objectieven.

Ontwikkelingsbeleid
Ik wil bijdragen aan een duurzame Europese ontwikkelingssamenwerking, met aandacht voor milieu, mensenrechten en sociale rechten. De besparingen in de ontwikkelingssamenwerking moeten we een halt toe roepen. België en andere Europese lidstaten moeten zich houden aan de 0,7%-norm, waarbij 0,7% van het BBP naar ontwikkelingssamenwerking gaat. Maar naast kwantiteit is ook kwaliteit belangrijk. De EU heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld in de ‘aid effectiveness agenda’ en dient dit te blijven doen door principes als partnerschap, eigenaarschap, donorcoördinatie en resultaatgerichtheid te benadrukken.

In ontwikkelingsprogramma’s in partnerlanden dienen de EU en de EU-lidstaten te werken aan maatschappijopbouw, aan de uitbouw van efficiënte structuren en aan de strijd tegen corruptie. We moeten ook sterk inzetten op sociale sectoren waaronder onderwijs en gezondheid. Als voorzitter van EPF, zal ik er ook over waken dat de Europese ontwikkelingssamenwerking voldoende aandacht besteedt aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Een andere zeer belangrijke prioriteit is de nood aan beleidscoherentie voor ontwikkelingssamenwerking. Terwijl de EU namelijk wil inzetten op duurzame ontwikkeling in haar ontwikkelingsprogramma’s, wordt dit vaak volledig teniet gedaan door de negatieve impact op ontwikkelingslanden van EU-beleid in andere domeinen. Zo worden Europese overschotten van landbouwproducten bijvoorbeeld geëxporteerd naar landen in Afrika en daar ‘gedumpt’ of verkocht aan goedkope prijzen. Op die manier ondermijnen we de ontwikkeling van de lokale sectoren en hebben we een destructieve impact op de lokale werkgelegenheid.

Europese defensie incl. kernwapens
Bijna 30 jaar na het einde van de Koude Oorlog, en bijna 75 jaar nadat nucleaire wapens voor het eerst werden gebruikt op Hiroshima en Nagasaki, zijn er nog steeds ettelijke duizenden van dergelijke wapens in de wereld, waaronder enkele honderden klaar voor gebruik binnen enkele minuten na bevel. Gedurende de voorbije legislatuur waren we getuige van een toenemend spanningsveld tussen twee nucleaire machten, zijnde de VSA en Noord-Korea. Wij blijven als Groenen strijden tegen het gebruik van kernwapens en voor een kernwapenvrije wereld, gezien de catastrofale humanitaire en ecologische gevolgen die dergelijke wapens met zich meebrengen.

De EU is nog steeds een vredesproject. Om de vrede te bewaren heeft Europa een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid nodig door middelen te bundelen en de inspanningen van de lidstaten op Europees niveau te coördineren. Hoewel ik dus voorstander ben van een soort Europees leger, dient een militaire respons nooit onze eerste en laat staan enige respons te zijn. Stabiliteit en ontwikkeling kunnen immers niet alleen met militaire middelen worden gegarandeerd. We moeten bovenal een consequent, holistisch, samenhangend en gezamenlijk buitenlands beleid voeren, waarbij we o.a. onze exportrichtlijnen voor wapens verstrengen. Europa zou ook zijn financiering voor ontwikkelingssamenwerking moeten verhogen tot ten minste 0,7% van het BBP, wat ingezet kan worden o.a. voor civiele missies en conflictpreventie.

Situatie in het Midden-Oosten
Het conflict tussen Palestina en Israël blijft anno 2019 voortduren. Vooral de situatie in de Gazastrook is erg dramatisch. Mensen hebben geen ononderbroken toegang tot essentiële diensten zoals elektriciteit, een grote meerderheid van de bevolking is werkloos en groot deel van de kinderen leidt aan ondervoeding. De situatie voor de vele bewoners is gewoonweg uitzichtloos. De VN waarschuwt reeds jaren dat de situatie onleefbaar dreigt te worden.

De Groenen roepen in het Europees Parlement telkens op om in te grijpen, o.a. via diplomatiek offensief van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands Beleid van de EU. De Groenen verzoeken de EU ook steeds om steun te blijven verlenen aan de Palestijnse staat door middel van programma's voor staatsopbouw, door steun aan het maatschappelijk middenveld en door de Palestijnse kandidaatstelling bij internationale organisaties te ondersteunen, waaronder bij het Internationaal Strafhof. Meer recentelijk veroordeelden we het verplaatsen van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jerusalem, wat leidde tot een verdere escalatie van het conflict.

Fractiediscipline

Indien verkozen, zal ik de fractiediscipline uitzonderlijk niet volgen.