images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

“Er zijn minstens 84 systemen om de klassieke sociale zekerheidsbijdragen te omzeilen”, schrijft Ewald Pironet in Knack naar aanleiding van een parlementaire hoorzitting over de financiering en betaalbaarheid van de sociale zekerheid.

Hiermee is al erg veel gezegd. En het is bijzonder jammer en zelfs erg dat ons geweldig goed collectieve verzekeringssysteem momenteel hoofdzakelijk wordt bekeken vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid.

Misschien kunnen we, met het citaat van Pironet, de discussie hierover gewoon afsluiten. De sociale zekerheid loopt elk jaar bijna 3 miljard euro mis, en de bijdragen staan vandaag voor minder dan 60 % in van de financiering. Je kan er dus rustig nog wat vermogensbelasting of zo aan toevoegen, en de rekening is rond.

Maar is er niet méér nodig dan een rekensom?

Mijns inziens wel, om diverse redenen die ik al jarenlang aan de man en vrouw probeer te brengen, met bijzonder weinig succes. Kort samengevat: de economie én de maatschappij zijn sinds het ontstaan van onze verzorgingsstaat grondig veranderd en daar moeten we rekening mee houden.

Aan het eind van de tunnel is er altijd licht. Want er zijn nog andere goede redenen, zoals het feit dat een en ander misschien veel beter kan dan wat er nu is. Ri De Ridder, voormalig huisarts, adjunct-kabinetschef en directeur-generaal van het RIZIV schreef een bijzonder verhelderend boek over hoe het anders kan met de gezondheidszorg. Want ja, al zijn al zijn de meeste Vlamingen en Belgen tevreden over de zorg die ze krijgen, als je de zaak vanuit een collectief en maatschappelijk oogpunt bekijkt, merk je al gauw dat het heel wat beter kan.

De centrale boodschap van het boek kan makkelijk samengevat worden: verandering is wel degelijk mogelijk. En Ri De Ridder legt zijn alternatief in alle details op tafel.

Het boek bestaat uit vier delen: één deel gaat over de staat van de gezondheidszorg, deel twee vraagt zich af hoe het beter kan, deel drie gaat over de kunst van het veranderen en deel vier is een epiloog: over dromen, denken, durven, doen en doordoen.
Vier doelstellingen

Gezondheidszorg moet aan vier doelstellingen beantwoorden: 1) de verbetering van de gezondheid van de bevolking; 2) de verhoging van de kwaliteitservaring van de zorg; 3) meer gezondheid met dezelfde financiële middelen en 4) het welbevinden van wie in de gezondheidszorg werkt.

Het antwoord op doel één is voor de auteur duidelijk. Ja, we zijn erg goed in het redden van levens, maar we zijn helemaal niet goed in de preventie. Daar moet dus meer en beter op ingespeeld worden. België hinkt met name achterop met griepvaccin, borstkankerscreening en geestelijke gezondheid. Ons land heeft de hoogste zelfmoordcijfers van West-Europa!

Voor doel twee wijst Ri De Ridder erop dat de bestaande onderzoeken zijn uitgevoerd door privédenktanks en dus niet zo erg betrouwbaar zijn. Ander onderzoek geeft aan dat bijna 5 % van de Vlamingen zorg uitstelt om financiële redenen. Het verschil in levensverwachting tussen goed opgeleide en laaggeschoolde mannen kan tot zes jaar bedragen! Die cijfers kunnen niet zo maar onder de mat geveegd worden, ze geven aan dat er wel degelijk iets schort aan ons systeem.

De auteur behandelt daarna vraag vier over de zorgverstrekkers. Hij stelt vast dat er erg veel frustratie heerst en hoewel meer personeel zeker zou helpen, dit helemaal niet voldoende is. Het is de arbeidsorganisatie zelf die moet veranderen.

En zo komt De Ridder uit bij vraag drie over de financiële middelen. Ons zorglandschap is enorm versnipperd en veel zorgverstrekkers, zoals artsen, worden per prestatie betaald. Dat is een pervers systeem, aldus de auteur, en het verklaart voor een deel de therapeutische hardnekkigheid.

Er is bovendien geen enkele transparantie over hoe een pot van acht miljard euro voor artsenhonoraria wordt verdeeld. Dit vergt een moreel debat.

Tel daarbij dat de solidariteit onder druk staat, door technische veranderingen – we kunnen beter weten dan vroeger wat ons te wachten staat – en doordat momenteel vooral de individuele verantwoordelijkheid in de verf wordt gezet. We willen best iets doen voor het leuke vluchtelingengezin in onze eigen buurt, maar niet voor vluchtelingen in het algemeen en niet voor mensen die we niet kennen en misschien té veel roken en drinken. Dat is een nefaste evolutie die enkel privé-verzekeraars ten goede komt. Ons systeem is gebaseerd op een algehele anonieme solidariteit en die moet kunnen voortbestaan.

Kortom, er is enorm veel verspilling en verandering vergt vaak een inkomensverlies voor de zorgverstrekkers. Men gaat ervan uit dat ongeveer één vijfde van het geld onnodig wordt uitgegeven! België heeft niet minder dan acht ministers die bevoegd zijn voor de volksgezondheid!

Tenslotte gaat de auteur ook, in op het enorme probleem van ‘big pharma’, de grote farmabedrijven die uit zijn op winstmaximalisatie en waarmee de overheid geheime akkoorden afsluit. Vlaanderen en België zijn hoegenaamd niet opgewassen tegen deze reuzen en dit probleem kan niet anders dan Europees of nog breder internationaal worden aangepakt.
Het alternatief?

Ri De Ridder was bij de oprichters van het wijkgezondheidscentrum De Sleep in Gent, in de jaren ’70. Het zal dus niet verbazen dat zijn alternatief gebaseerd is op de ervaringen daarvan.

Hij pleit uiteindelijk voor een drastisch andere, multidisciplinaire zorgorganisatie, op micro, meso en macroniveau. Verandering moet van onderuit komen, maar de rol van de overheid wordt zeker niet miskend.

In zijn toekomstvisie wordt zorg territoriaal georganiseerd met een zorgbudget en teams van artsen, verplegers, kinesitherapeuten, psychologen en welzijnswerkers. Het is die samenwerking die ervoor kan zorgen dat artsen verder kijken dan een ziek lichaamsdeel zonder zelf maatschappelijk werker te moeten worden.

Met een dergelijke organisatie zou niet enkel veel goedkoper gewerkt kunnen worden – nu al hebben de bestaande wijkgezondheidscentra lagere kosten – maar kan er ook echt worden ingegaan op de behoeften ven mensen en kan er preventief worden opgetreden. Patiënten moeten meer inspraak krijgen.

Dit is een concept van geïntegreerde zorg, want we moeten niet het bestaande huis verbouwen maar een nieuw huis bouwen en dat kan. Het wordt totaalzorg op maat, met een eerstelijnszorg in brede zin. Er kunnen dan ook gezondheidsvaardigheden worden aangeleerd.
Veranderen kan

Frank Vandenbroucke schrijft in zijn voorwoord dat het een vreemde mix is van zelfgenoegzaamheid en defensieve argwaan die de status quo in stand houdt.

Er is angst voor verandering, stelt De Ridder, en we hebben antropologie, en gedragskunde en sociologie nodig om de kar op gang te trekken. Er heerst een systeemdenken dat uit is op zelfbehoud. Men is bang om het debat te openen, want té veel heilige huisjes moeten op de helling.

Misschien heb ik zelf over die angst voor verandering nog het meest geleerd. Wat ik in het boek van De Ridder terug vind is 1) het hele internationale discours over individualisering en privé-verzekeringen. Dat komt onvermijdelijk ook op ons af en zet de solidariteit op de helling. Wie denkt dat de internationale constructie van nieuwe sociale paradigma’s geen invloed heeft op ons land, heeft het behoorlijk fout. En 2) alle erg gedetailleerde uitleg over verandering van onderuit; inspraak van patiënten, samenwerking met de overheid, is een concretisering van wat ik als ‘social commons heb beschreven voor ons hele systeem van sociale bescherming. In België is niemand daar ooit minimaal op ingegaan. Daarom oogt dit verhaal van een deskundige die het concreet en gedetailleerd uitwerkt zo ongelooflijk goed.

Ik ben er net als Dr De Ridder van overtuigd dat het kan. Maar inderdaad, het vergt moed. En waar mijn algemeen verhaal kon worden afgedaan als niet-deskundig, kan dat argument hier niet gebruikt worden. Er zullen goede argumenten nodig zijn om dit boek te negeren.

Ik ben bijzonder blij dat er – tergend langzaam – toch een debat op gang komt. Zie de boeken van het ACV en van denktank Minerva die ik eerder besprak, zie de hoorzitting in het Parlement. Ik neem aan dat ook de studiediensten van vakbonden en mutualiteiten er mee bezig zijn.

Maar bij het publiek leeft het nog niet en dat wordt dringend. We moeten vermijden dat er opnieuw een neoliberale internationale consensus tot stand komt voor we zelf aan alternatieven gaan denken. Hopelijk brengt dit boek er verandering in. Ik beveel het zeer sterk aan.

Bron: http://www.uitpers.be/artikel/2019/11/24/goed-bezig/