images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

De politieke impasse in dit land wordt te veel in de schoenen geschoven van de onwil van de politici. Te veel particratie, te veel carrièrisme, te weinig compromisbereidheid, enz. Wat minder ego en dan even snel een afspraak maken. Zeker, er worden spelletjes gespeeld, er is de politique politicienne. Daar stopt overigens het gezichtsveld van de media en de vele duidingsprogramma’s. Maar dat kan de toestand niet verklaren. En net daarom, omdat de politiek onbegrijpelijk wordt, haken de mensen af. Misschien ligt impasse dus eerder bij het bedenkelijke niveau van de media en hun onvermogen de burgers in een maatschappelijke analyse te betrekken. Ze dragen bij tot de aanslepende depolitisering. Mocht de politiek behandeld worden op het niveau van Extra Time, met analyse meer dan beschrijving of “duiding”, dan zou het inzicht van de supporters worden aangescherpt.

Wat is het “probleem”?
De impasse komt voort uit een totaal verkeerde framing van het probleem. Het zou gaan om het verschil tussen noord en zuid, tussen De Wever en Magnette, eigenschappen van het Vlaamse en Waalse volk. In werkelijkheid gaat het om verschillende politieke projecten en om de illusie van een mogelijke consensus.

Het is nu wel algemeen bekend dat de traditionele partijen stammen uit de negentiende eeuw en vanuit die ideologie de industriële maatschappij hebben gevormd. Dat is zo voor het liberalisme, de christen-democratie en het socialisme/sociaal-democratie. Ook andere partijen wortelen in die geschiedenis. Zo is het rechtse Vlaams Nationalisme, NVA én VB, een product van de crisis van de Katholieke partij in het interbellum. Zoals de PVDA voortkomt uit het eeuwenoude debat binnen de socialistische stroming over het reformisme. In feite is alleen de politieke ecologie een recente toevoeging aan het palet.

De gehele eerste helft van de twintigste eeuw vormden die partijen kampen, zuilen genoemd, werd dezelfde strijd gevoerd in het parlement, op straat en in de bedrijven. Overal ging het om krachtsverhoudingen. En dan kwam het uitzonderlijke naoorlogse pacificatiemodel: het Fordisme of Keynesianisme, de welvaartstaat, het sociaal compromis. Ingrediënten waren: een kapitalistisch economisch groeimodel gecombineerd met een oplopende sociale herverdeling, groei van koopkracht, vrije tijd en sociale zekerheid. Winst plus sociale voordelen op basis van sterk stijgende arbeidsproductiviteit. En afgeleid ook een economisch belang in voortdurend stijgende koopkracht om de massaproductie in stand te houden. Dat model werkte zo ongeveer van 1950 tot 1974/1979. De traditionele politiek zit nog steeds met zo’n overlegmodel in het hoofd.

Met de economische crisis werd een verlengde periode van vertraagde groei ingezet. Elkeen een steeds groter stuk geven van een kleinere koek bleek niet langer mogelijk. Zo werd het neoliberale denken het nieuwe normaal: de winstvoet als norm, het primaat van de markt, concurrentiecapaciteit als maatstaf, dus beperking loonkosten, flexibilisering, privatisering … Het werd de nieuwe “pensée unique”. Ook de Derde Weg-socialisten gingen akkoord.

Een snelle deregulering en privatisering werd in ons land echter vertraagd door de vele overlegstructuren, de uitgebreide sociale zekerheid en de sterke openbare diensten. Niet alleen uit logheid of ingebakken conservatisme. Maar vooral omdat het nieuwe model niet zo performant leek. Het officiële canon - laat eerst de ondernemingen veel geld verdienen, dat zal dan doorsijpelen tot bij de behoeftigen – bleek snel een illusie. Ja, in de nieuwe flexibele economie was wel veel geld te verdienen. Voor de winners weliswaar. Zoveel privaat geld dat er nu zelf te veel is voor productieve investeringen. Financiarisering en speculatie! En er waren ook vele loosers. De uitsluiting groeide. Dualisering. Two tier society. De rijken werden rijker en de armen armer. En de druk op de sociale zekerheid nam niet af maar groeide!

In België is die kloof ook geografisch. Omdat de investeerders en het Belgisch kapitalisme de oude industrie in het zuiden hadden laten verkommeren en de nieuwe naoorlogse expansie alleen in het noorden ontwikkelde. Niet omdat de Vlamingen zoveel beter waren dan de Walen. Wel omdat ze goedkoper waren, minder georganiseerd en dus ook makkelijker omgingen met de nieuwe “ondernemersmentaliteit”. Het is net omwille van die zeer ongelijke regionale ontwikkeling dat de Walen in ruil voor meer Vlaamse culturele autonomie ook meer gewestelijke bevoegdheden vroegen. En dan werden ook de politieke partijen en dus de maatschappelijke visies opgesplitst.

De huidige impasse is noch min noch meer het gevolg van die ondoordachte opsplitsing in al te kleine eenheden op een anderzijds steeds groter wordende markt. De economie is niet Vlaams of Waals, of Brussels dan, dat zijn slechts administratieve structuren. Er is gewoon geen goed ontwikkelingsmodel meer voorhanden. En de bestaande partijen kunnen dat op hun schaal gewoon niet meer uitdenken. En dan komen de verschillen naar voren, niet tussen bepaalde landsdelen, maar wel tussen de verschillende antwoorden op een onmogelijke vraag.

We staan voor een politieke keuze
In het Noorden heeft de NVA de hegemonie verworven door in te zetten op een radicaal rechtse politieke lijn waarin zowel het autoritaire denken van de uiterste rechterzijde als het neoliberale economische model van privatisering, liberalisering en deregulering aan bod kwamen. Om succesvol te zijn moet die lijn het aandeel van de sociale zekerheid en van het middenveld in de samenleving sterk afbouwen. Dat, zo denken ze, zou in een zelfstandig Vlaanderen kunnen omdat er genoeg “hardwerkende Vlamingen” zijn die in een flexibele economie overleven en denken gebaat te zijn bij een afbouw van de herverdelingsmechanismen. Tenslotte is Margaret Thatcher ook drie keer herverkozen. De behoeftigen zijn niet alleen minder in aantal maar kunnen ook worden weggezet met wat meer repressie steunend op wat meer rechts vertoog. Vandaar hun nadruk op confederalisme. Het is niet moeilijk te verstaan dat in die bewegingsoorlog zowel de CD&V als de VLD op hun grondvesten daveren. In beide partijen is de top een dergelijk maatschappelijk model zeker niet ongelegen. Maar dan moet de CD&V Beweging.net afstoten en dat kost heel wat kiezers. En dan moet VLD haar vrijheidslievende en humanistische liberale vleugel tekortdoen. De druk komt van de NVA-dreiging van een coalitie met het VB en een radicaal eigen volk eerst beleid.

En dan is er natuurlijk nog België. De federale staatstructuren zo afbouwen heeft in het land geen meerderheid, ook niet in Vlaanderen, en zelfs niet bij de NVA- en VB-kiezers zo blijkt. En het voorgestelde maatschappelijk model, dat nog steeds niet is doorgerekend, is ook totaal onrealistisch voor Brussel en Wallonië. En dat om drie redenen. De economische structuur heeft er nog niet de volledige postindustriële omslag gemaakt. Het aantal werkzoekenden en behoeftigen is er dus hoger, ook in het “eigen volk” en dus kan de herverdeling er minder makkelijk worden afgebouwd. En: de mentaliteit en de media hechten er meer belang aan structurele intermenselijke solidariteit dan het in het noorden met een overwegend suburbaan individualisme.

Het zuiden komt daarenboven uit het Zweedse experiment. Daarin wilde de MR vanuit een Waalse minderheid met steun van NVA een donkerblauwe modernisering doordrukken. Er kwam zelfs een anti-PS-putch in de Waalse regering. Niet alleen heeft die politiek te weinig opgeleverd, het heeft het neoliberale kamp zelf gevoelig verzwakt. De MR verloor één vijfde van haar gewicht en staat zelf onder druk van het sociaal-liberaal project van Défi. De PS is lang niet weggedrukt. Wordt wel belaagd door het sociaal radicalisme van PTB. Elk economisch groeiprogramma zal dus ook een voelbaar sociaal herverdelingsluik moeten hebben. En, niet te vergeten, de sterkte van Ecolo vereist ook aandacht voor een duurzaam ontwikkelingsmodel. Zie ook het regeerprogramma in Brussel.

Ziedaar de impasse. Het ongeregeld vrij ondernemerschap van NVA, afgedekt door de mythe van de Vlaamse natie, heeft onvoldoende draagvlak in het land, zelfs in Vlaanderen! Het monetarisme van Hayek is aan het einde van een cyclus, te laat om het nu in Vlaanderen even in te voeren. De sociale draai van een overigens ook neoliberaal VB geeft dat ook aan. En, dus moet er gezocht worden naar een economisch ontwikkelingsmodel met een sociaal (en ecologisch) draagvlak. Toegegeven, dat model ligt niet zomaar op tafel. Omdat de progressieve partijen zelf ook allemaal gefascineerd en verlamd hebben gereageerd op de “geniale” Bart De Wever die de belangen van VOKA heeft weten te verbinden met de Vlaamse suburbane volkse mentaliteit. Gorki en Mia hadden het toch al gezegd. Daarop is vanuit de verschillende vormen van liberalisme in het spectrum geen antwoord gevonden.

Er komt dus geen echte coalitie met het NVA-project. Zeker niet wanneer men ook de voortvarende toonzetting bij de start van de Vlaamse regering bekijkt. Anderzijds kan die partij het zich ideologisch niet permitteren een mogelijke meerderheid met VB op de helling te zetten. De NVA kan dus alleen met de handrem op in een federale coalitie stappen. Vraag is dus of je de oppositie in of buiten de meerderheid wil. Maar opdat een alternatieve meerderheid ook het draagvlak voor een radicaal rechtse coalitie in Vlaanderen zou verminderen, moet een ontwikkelingsmodel worden gecombineerd met een serieuze sociale vooruitgang. En moet de klimaattransitie succesvol worden ingezet. Dat kan alleen als het economisch model zelf afstapt van de dynamiek van het zuivere geldgewin en haar energie haalt uit de inhoud en het enthousiasme van het project zelf. Een economisch model waarin naast de markt ook de openbare dienst en de coöperatieve deeleconomie een plaats krijgt. En dat debat valt buiten het gezichtsveld van onze opiniemakers en media, nog steeds gevangen in het eenheidsdenken. Zo’n project stond overigens ook niet in de nota Magnette. Tja. De krijtlijnen voor zo’n model aangeven is voer voor een volgende bijdrage.

Eric Corijn (hoogleraar VUB)

Deze opinie verscheen verscheen eerder, licht gewijzigd, in De Standaard.